Levensduurkosten berekenen: een gezamenlijk stappenplan voor opdrachtgevers en experts

We zeggen graag dat we goed doordacht ontwerpen en toekomstbestendige gebouwen realiseren. Toch kennen we allemaal wel voorbeelden van gebouwen waar binnen 10 jaar grondige renovaties nodig waren. Of waar het binnenklimaat jaren na de oplevering nog steeds te wensen overliet. Hoe zorgen we ervoor dat we een verantwoorde en duurzame investeringsbeslissing kunnen nemen? Dat begint met inzicht in de levenscyclus van het gebouw en de levensduurkosten. Op het juiste moment én via een eenduidige en objectieve methode.  

In het zesde deel van deze serie presenteren we een stappenplan om tot een vergelijking van de levensduurkosten te komen. Deze beproefde aanpak is geschikt voor alle betrokkenen: opdrachtgevers, leveranciers, specialisten én procesmanagers.

Bij de berekening van de levensduurkosten van een bouwproject komt veel kijken. Om dit proces efficiënt en consistent te laten verlopen, is een stappenplan nodig. Dat helpt alle betrokken partijen om alle stappen in de juiste volgorde te zetten en het doel voor ogen te houden. Bovendien helpt een stappenplan om samen tot een berekening op maat te komen. Zeker als dat stappenplan is opgebouwd uit hoofdstappen (voor mensen die meer op hoofdlijnen sturen, zoals de opdrachtgever) en substappen (voor de experts die de berekeningen maken).

In 2006 heeft de Regieraad Bouw al een eerste aanzet gegeven voor een stappenplan. In dit artikel presenteren we een geactualiseerde variant hiervan, die is gebaseerd op ervaringen en feedback vanuit de markt.

Meerdere niveaus

Het nieuwe stappenplan is eenvoudiger en is door de inzet van meerdere niveaus geschikt voor opdrachtgevers én experts. Daardoor zijn experts nog beter in staat om de vragen van de klant te vertalen naar een gedegen advies en komen ze samen tot een gedragen besluit. Daarnaast maakt dit generieke stappenplan het mogelijk om van grof naar fijn te ontwerpen: van gebied naar gebouw naar concept naar systeem naar product.

Op ieder punt in de ontwerpfase geeft het stappenplan handvatten om gestructureerd de levensduurkosten te berekenen en de haalbaarheid en wenselijkheid vast te stellen van specifieke varianten of alternatieven. Daarbij zijn steeds de realisatie én de exploitatie in beeld, wat leidt tot beter onderbouwde ontwerpkeuzes.

Hieronder zijn de stappen benoemd en bij elke stap een deelstap, aan het einde van dit artikel vind je nog een uitgebreidere toelichting.

Stap 1: Definieer het doel en het proces

  1. Stel vast wat je met het beoogde resultaat wilt bereiken.
  2. Stel vast hoe er een besluit wordt genomen.
  3. Stem het doel en de weging af met de opdrachtgever.

Stap 2: Onderzoek de alternatieven

  1. Stel de mogelijke alternatieven vast.
  2. Stel de generieke en specifieke aannames per alternatief vast.
  3. Stel de alternatieven en de aannames samen met de opdrachtgever vast.

Stap 3: Werk de alternatieven uit

  1. Bepaal de aantallen en capaciteiten voor de alternatieven.
  2. Bepaal de investeringskosten, de onderhoudskosten, de energiekosten en de overige kosten (CO2, facilitair management, et cetera). Bepaal de eventuele baten.
  3. Zet de kosten en baten weg in de tijd
  4. Maak de cashflow contant en bepaald de Netto Contante Waarde

Stap 4: Vergelijk en weeg de alternatieven tegen elkaar af

  1. Zet de alternatieven naast elkaar.
  2. Maak een gevoeligheidsanalyse van de uitkomsten.
  3. Verwerk een eventuele weging in je berekeningen, inclusief de extra aspecten.

Stap 5: Geef een advies & Neem een besluit

  1. Bepaal welk alternatief het beste past bij de uitgangspunten (zie stap 1). Neem een besluit of geef een advies.
  2. Leg de alternatieven voor aan de opdrachtgever.
  3. Neem een besluit.

Een terugkerende loop

Houd bij het berekenen van de levensduurkosten steeds de uitgangspunten en berekeningen uit eerdere loops in de gaten. Zijn de uitgangspunten tussentijds gewijzigd? Pas dan ook je voorgaande berekeningen daarop aan, zodat je een beter besluit kunt nemen.

Het bovenstaande stappenplan is bedoeld als een terugkerende loop. Het helpt je om te ontwerpen van grof naar fijn.

Een voorbeeld. Stel, je bent in het schetsontwerp uitgegaan van een bepaald aantal vierkante meters functioneel gebied. En stel, in de volgende ontwerpfase worden meer gebieden in het pand als werkplek aangewezen. Dan heeft dit natuurlijk invloed op de benodigde inrichting en installaties. Het is dan raadzaam om je eerdere berekeningen opnieuw uit te voeren met de nieuwe uitgangspunten. Zo toets je of je beslissing uit de schetsontwerpfase nog steeds de juiste is in de nieuwe situatie. Omdat de uitgangspunten voor een levensduurkostenberekening wijzigen tijdens het ontwerpproces, is het belangrijk om deze regelmatig te toetsen. Zo weet je of de genomen investeringsbeslissing nog de juiste is en of je ontwerpalternatieven nog steeds aansluiten bij de voorgenomen prijs-kwaliteitverhouding.

De toelichting bij de stappen:

Stap 1a: Definieer het doel en het proces. Stel vast wat je met het beoogde resultaat wilt bereiken.

Waarom is het nodig om de levensduurkosten in beeld te brengen en wat is het beoogde resultaat? Wil je een investeringsbesluit onderbouwen? Wil je het beste alternatief kiezen? Of wil je een ontwerp optimaliseren? Dit vraagt namelijk om een specifieke aanpak en/of een ander detailniveau.

Stap 1b: Definieer het doel en het proces. Stel vast hoe er een besluit wordt genomen.

Welke informatie heb je nodig om te bepalen wat de beste variant is? Het alternatief met de laagste totale kosten gedurende de levensduur is immers niet per se het beste. Laat je ook andere financiële en kwalitatieve argumenten meewegen? Check dan of deze ook deel uitmaken van de ontwerpfase of de uitvraag.

Welke rekenmethodiek gebruik je, op basis waarvan je een besluit neemt? In dit stappenplan gaan we uit van de Netto Contante Waarde (NCW) uit de NEN ISO 15686. Er zijn ook andere methoden mogelijk, zoals sturing op onder andere de jaarlasten, de kostprijsdekkende huur, de terugverdientijd en de ECN-methode.

Stap 1c: Definieer het doel en het proces. Stem het doel en de weging af met de opdrachtgever.

Overleg deze stap goed met je opdrachtgever. Je wilt de spelregels immers helder in beeld hebben vóórdat je gaat rekenen, om dubbel werk te voorkomen.

Stap 2a: Onderzoek de alternatieven. Stel de mogelijke alternatieven vast.

Analyses van de levensduurkosten zijn meestal bedoeld om het beste alternatief te kiezen. In deze fase definieer je de verschillende alternatieven. Let op: je gaat deze pas doorrekenen in stap 3. Voor het schetsontwerp (SO) bekijk je de alternatieven op een ander detailniveau dan voor het definitieve ontwerp (DO). Je werkt dus steeds van grof naar fijn.

Stap 2b: Onderzoek de alternatieven. Stel de generieke en specifieke aannames per alternatief vast.

Naast specifieke aannames voor afzonderlijke alternatieven zijn er ook variabelen die voor alle alternatieven gelden. Denk aan: de beschouwingsperiode, de inflatie, energietarieven en de berekeningssystematiek. Vooral de beschouwingsperiode is cruciaal. Houd daarom rekening met:

– de functionele levensduur: de functies van gebouwen veranderen continu.

– de contractuele levensduur: deze wordt vaak vooraf vastgelegd in een aanbesteding.

– de economische levensduur: in de toekomst kunnen betere alternatieven beschikbaar komen, die een vervanging economisch verstandig maken.

Houd daarbij ook rekening met onzekerheden. Werk dit zo compleet mogelijk uit.

Stap 2c: Onderzoek de alternatieven. Stel de alternatieven en de aannames samen met de opdrachtgever vast.

Stel de generieke aannames vooraf vast. Deze zijn immers sterk van invloed op de uitkomsten van alle varianten. Bespreek ook de onzekerheden en eventuele bandbreedtes. Deze zijn belangrijk voor de gevoeligheidsanalyses en hebben invloed op de uitkomsten – en dus op de besluitvorming.

Stap 3a: Werk de alternatieven uit. Bepaal de aantallen en capaciteiten voor de alternatieven

Maak de alternatieven transparant en toetsbaar met kaders en eisen. Beperk het aantal alternatieven om overzicht te houden en onnodig rekenwerk te voorkomen.

Stap 3b: Werk de alternatieven uit. Bepaal de investeringskosten, de onderhoudskosten, de energiekosten en de overige kosten (CO2, facilitair management, et cetera). Bepaal de eventuele baten.

Maak een raming van de daadwerkelijke levensduurkosten voor de verschillende disciplines en fases. Gebruik hiervoor de kostenopbouw van de NEN2699. Daarin komen de volgende kostensoorten terug:

– de investeringskosten (of stichtingskosten): de initiële kosten om een bouwwerk te voltooien.

– de verbruikskosten: de kosten voor onder meer energie, CO2 en water kunnen door de jaren heen een grote invloed hebben op de levensduurkosten.

– de onderhoudskosten: denk aan de kosten voor het bouwkundig en installatietechnisch onderhoud (jaarlijks en bij vervanging).

– de kosten voor toekomstige aanpassingen en uitbreidingen: in ieder gebouw vinden tijdens de levensduur kleine en grote renovaties plaats.

– de restwaarde/sloopkosten: mogelijk heeft het pand aan het einde van zijn levensduur nog een zekere (circulaire) restwaarde. Zo niet, dan kunnen de sloopkosten worden meegerekend.

– de functionele gebruikskosten: alle kosten om de functie van een gebouw te ondersteunen, zoals de catering, schoonmaak en beveiliging.

Werk hierbij met reële kosten en het huidige prijspeil. Dat is eenvoudiger en draagt bij aan de herkenbaarheid.

Het kan complex zijn om een volledig kostenmodel op te stellen. Toch is dit de moeite waard. Bouwwerken zijn door alle uitgangspunten en afhankelijkheden zeer complex en wijzigingen zijn zonder integrale kennis bijna niet te verwerken. Daarnaast geeft een volledig model ook een duidelijk beeld van de verschillen in de totale kosten. Een multidisciplinaire aanpak is daardoor de enige methode om de juiste kennis bij elkaar te brengen. Kijk bij iedere post in het model of die relevant en/of significant is: maakt de post een wezenlijk verschil qua uitkomst?

Stap 3c: Werk de alternatieven uit. Zet de kosten en baten weg in de tijd.

Bekijk wanneer bepaalde kosten worden genomen. Maak verder onderscheid tussen kosten die leiden tot een daadwerkelijke uitgave en kosten die dat niet doen. Bij de levensduurkosten gaat het alléén om daadwerkelijke uitgaven (de kasstromen of cashflows).

Stap 3d: Werk de alternatieven uit. Maak de Cashflow contant en bepaald de Netto Contante Waarde

Gebruik de Netto Contante Waarde (NCW)-rekensystematiek uit de NEN ISO 15686. Maak alle kasstromen contant door ze te disconteren naar de huidige waarde. Tel deze kasstromen per alternatief bij elkaar op. Je hebt nu één getal: de NCW.

Stap 4a: Vergelijk en weeg de alternatieven tegen elkaar af. Zet de alternatieven naast elkaar.

Het alternatief met de laagste NCW heeft de laagste levensduurkosten.

Stap 4b: Vergelijk en weeg de alternatieven tegen elkaar af. Maak een gevoeligheidsanalyse van de uitkomsten.

Bekijk de investeringskosten (capex), de exploitatiekosten (opex) en de uitgangspunten. Voer een gevoeligheidsanalyse uit. Daarbij varieer je met één of meer variabelen. Die zullen in de toekomst immers fluctueren en zo de uitkomst beïnvloeden. Reken mogelijke scenario’s door. Hierdoor kunnen nieuwe alternatieven ontstaan die ook weer uitgewerkt kunnen worden. Hierdoor kun je onzekerheden bespreken en meewegen in je advies of besluit.

Stap 4c: Vergelijk en weeg de alternatieven tegen elkaar af. Verwerk een eventuele weging in je berekeningen, inclusief de extra aspecten.

Vooraf heb je al met je opdrachtgever afgestemd welke onderdelen meewegen in de besluitvorming. Hierbij kunnen nog extra financiële en/of kwalitatieve aspecten meewegen.

Bij financiële aspecten kun je denken aan subsidies en boekhoudkundige argumenten, zoals afschrijvingen.

Bij kwalitatieve aspecten kun je onder meer denken aan esthetische kwaliteit en flexibiliteit. Daarnaast zijn er ook baten en lasten die lastig in geld uit te drukken zijn, zoals comfort en ziekteverzuim. Zulke aspecten kun je tóch meenemen in je afweging door ze kwalitatief te wegen ten opzichte van elkaar, zoals in de eerste stap is vastgesteld.

Stap 5a: Geef een advies & Neem een besluit. Bepaal welk alternatief het beste past bij de uitgangspunten (zie stap 1). Neem een besluit of geef een advies.

Maak een kwalitatieve en een kwantitatieve analyse. Deze kunnen leiden tot een sortering van de alternatieven. Het beste alternatief is niet altijd financieel mogelijk. Soms leidt het ook niet tot het gewenste effect of tot meer risico.

Stap 5b: Geef een advies & Neem een besluit. Leg de alternatieven voor aan de opdrachtgever.

Gebruik bovenstaande stappen om een uitgebreid advies uit te brengen, inclusief de mogelijke scenario’s en onzekerheden.

Stap 5c: Geef een advies & Neem een besluit. Neem een besluit.

Daarna kan het besluit worden genomen om het plan verder uit te werken.

Zoals vermeld zijn we in het hierboven beschreven stappenplan uitgegaan van de Netto Contante Waardeberekening en zijn er meer rekenmethodieken. In een volgende publicatie zetten we deze voor je op een rijtje.

=

Integraal rekenen aan kosten, opbrengsten en waarde. Nu en op termijn.

Het Rijksvastgoedbedrijf, Life Cycle Vision, AT Osborne, IGG Bouweconomie en Brink werken de komende periode samen aan het thema levensduurkosten, in samenspraak met de Nederlandse Vereniging voor Bouwkostendeskundigen (NVBK) en de Dutch Association of Cost Engineers (DACE). Met elkaar gaan we op zoek naar definities en rekenmethodes. Daarbij zorgen we vooral dat we dezelfde taal gaan spreken.

Op LinkedIn plaatsen wij alle publicaties en is ruimte voor het delen van ervaringen: https://www.linkedin.com/groups/8970183/

Erik Weldring, Rijksvastgoedbedrijf, Erik.Weldring@rijksoverheid.nl

Bernd Karstenberg, Life Cycle Vision, bkarstenberg@lifecycle.vision

Frank Michielen, AT Osborne, Frank.Michielen@atosborne.nl

Djordy van Laar, IGG Bouweconomie, d.vanlaar@igg.nl

Gerard van Dijk, Brink, g.van.dijk@brink.nl

Nederlandse Vereniging voor Bouwkostendeskundigen (NVBK), secretariaat@nvbk.nl

Dutch Association of Cost Engineers (DACE), info@dace.nl

=

Levensduurkosten: obstakels en kansen

We zeggen graag dat we goed doordacht ontwerpen en toekomstbestendige gebouwen realiseren. Toch kennen we allemaal wel voorbeelden van gebouwen waar binnen 10 jaar grondige renovaties nodig waren. Of waar het binnenklimaat jaren na de oplevering nog steeds te wensen overliet. Hoe zorgen we ervoor dat we een verantwoorde en duurzame investeringsbeslissing kunnen nemen? Dat begint met inzicht in de levenscyclus van het gebouw en de levensduurkosten. Op het juiste moment én via een eenduidige en objectieve methode.

Tegenstanders van de levensduurkosten methode zijn nauwelijks te vinden. Het inzicht in lange termijn kosten en baten wordt vaak als cruciaal bestempeld voor het nemen van een weloverwogen investerings- of ontwerpwerpbesluit. Toch wordt de levensduurkosten methode in de praktijk (te) weinig toegepast. Hoe kan dat? Als men graag vooruit denkt en rekent, waarom kijken we in de praktijk dan toch naar de korte termijn? Dit deel van onze publicatiereeks gaat over de obstakels die we in praktijk zien. Ieder obstakel is direct een kans om levensduurkosten vaker toe te passen in de praktijk.

Het verslag van de meest recente contactbijeenkomst van de Nederlands Verenging van Bouwkostendeskundigen (NVBK) en de Dutch Association of Cost Engineers (DACE) over ‘levensduurkosten in de praktijk’ nemen we als vertrekpunt. Vanuit de perspectieven van de opdrachtgever, opdrachtnemer en de eindgebruiker werden concrete voorbeelden gedeeld van levensduurkosten in de praktijk. Uit het genoemde verslag zijn obstakels en kansen gedestilleerd. Deze zijn vast niet uitputtend, maar zijn wat ons betreft herkenbaar vanuit onze dagelijkse praktijk. Daarnaast helpen ze om het gesprek op gang te brengen en om over de eerste drempels heen te stappen.

Mensen

We beginnen met onszelf. De mens. Misschien wel het belangrijkste obstakel voor de grootschalige toepassing van het denken in levensduurkosten (en dus direct ook de grootste kans). Opdrachtgevers en opdrachtnemers weten vaak niet precies wat een levensduurkostenberekening inhoudt en beseffen niet wat het nut ervan is.

We zouden elkaar dus kunnen helpen door voorafgaand aan een nieuw project stil te staan bij de methodiek en de meerwaarde die een levensduurkostenanalyse kan hebben. Indien u zoekt naar laagdrempelige teksten om iemand meer bewust te maken van het nut en de noodzaak van levensduurkosten, neem dan gerust onze eerdere artikelen mee waarin we dit hebben toegelicht.

In bredere zin zou de levensduurkosten methode onderdeel moeten zijn van onze educatie. Het zou ook helpen als we wat meer over onze landsgrens heen kijken. In het Verenigd Koninkrijk en in Amerika zijn bijvoorbeeld – eerder dan in Nederland – standaard berekeningsrichtlijnen vastgesteld. In deze landen wordt een levensduurkostenberekening gezien als een vereiste voor een solide investeringsbeslissing. Alle potentiële kosten, op korte termijn en in de toekomst, kunnen namelijk van invloed zijn op de prestatie van een bouwwerk. Denk aan de uiteindelijke levensduur van het gebouw; de verkoopwaarde of de restwaarde na einde levensduur; het risico op grote onderhoudsingrepen en duurzaamheid. Er zijn in het buitenland ook bedrijfsoverstijgende initiatieven om de uitkomsten van levensduurkosten berekeningen te vergelijken (benchmarken). Kortom, we hoeven het wiel dus niet zelf uit te vinden.

Andere obstakels die worden genoemd omtrent levensduurkosten hebben te maken met de manier waarop we:

  • afspraken maken (contractueel en informeel);
  • met elkaar samenwerken en onszelf organiseren (op lange of korte termijn);
  • communiceren en kennis delen (transparantie)

 

Het zijn allemaal thema’s die zijn terug te voeren naar onszelf of onze organisaties. Vaak introduceren we zelf een harde scheiding tussen de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse praktijk (investeringskosten) en voor de exploitatie van een gebouw (exploitatiekosten). Zo ontstaan bijvoorbeeld aparte budgetten voor de bouw en beheer en onderhoud. De levensduurkostenbenadering komt echter optimaal tot zijn recht binnen lange termijn, strategische partnerships. Binnen deze contractvorm wordt de noodzaak van het inzicht in lange termijn kosten en baten vastgelegd. Er wordt proactief gestuurd op levensduurkosten. Incentives worden ingebouwd om periodiek de levensduurkosten te berekenen en te blijven optimaliseren. De opdrachtnemer maakt vaak de levensduurkostenberekeningen en is transparant in alle aannames en gebruikte kostendata. Op basis van dit inzicht worden gezamenlijk (opdrachtgever en opdrachtnemer) strategische keuzes gemaakt. Het zou nog meer helpen als we bereid zouden zijn om deze informatie (geanonimiseerd, dus met respect voor privacy) openbaar te maken zodat iedereen hiervan kan leren. Transparante uitwisseling van data (in dit geval: kengetallen m.b.t. levensduurkosten) is een cultuuromslag in de bouw- en vastgoedsector, maar is noodzakelijk om de uitkomsten van levensduurkosten berekeningen te valideren en te vergelijken (benchmarken).

Proces

Daarmee komen we op het proces. Een levensduurkostenanalyse vergt een ander proces dan het opstellen van een bouwkostenbegroting. Al is het maar omdat het inschatten van toekomstige kasstromen gepaard gaat met onzekerheid. Degene die de levensduurkostenanalyse uitvoert, stelt daarom verschillende scenario’s op. Zo’n gevoeligheidsanalyse is benodigd om de invloed van toekomstige onzekerheden te bepalen. Een ander proces dus dan bij het opstellen van een bouw- of investeringskostenbegroting. In de praktijk worden procesveranderingen vooral als iets lastigs ervaren. Want waarom zouden we veranderen als we denken dat het goed gaat? Dat doen we alleen als we ruimte maken voor deze procesverandering en er het nut van inzien. Levensduurkosten berekenen moet daarom als een innovatie worden gezien. Het kost tijd en geld om mensen te veranderen, het proces te harmoniseren en binnen de hele bouw- en vastgoedsector dezelfde terminologie te hanteren. Echter, de meerwaarde is nog veel groter. Namelijk het creëren van echt toekomstbestendige bouwwerken (gebouwen en infrastructuur). Het stappenplan om te komen tot een zuivere en complete vergelijking op levensduurkosten is in praktijk namelijk nog weleens onduidelijk. In onze volgende publicatie leest u terug welke stappen wat ons betreft nodig zijn voor een goede levensduurkostenanalyse. Als iedereen dezelfde methode gebruikt, worden de uitkomsten vergelijkbaar en krijgen deze ook project overstijgend een betekenis.

Het maakt ook uit wanneer u een levensduurkostenanalyse toepast. Vooral bij het nemen van investeringsbesluiten met grote financiële consequenties heeft deze methode een grote meerwaarde. Het maakt niet per se uit of de levensduurkostenanalyse wordt gemaakt ten tijde van de ontwikkel-, ontwerp-,of exploitatiefase. In algemene zin is de invloed op de uiteindelijke levensduurkosten wel groter in een ontwikkel-, of ontwerpproces omdat er simpelweg meer ontwerpvrijheid is.

In praktijk komen nogal eens levensduurkostenberekeningen voor waarbij, te laat in het traject, te weinig onderscheid tussen de gekozen scenario’s is gemaakt. Uiteraard levert dit min of meer dezelfde uitkomsten op. Dit obstakel kan worden overwonnen door scenario’s te kiezen waarbij de te analyseren objecten wezenlijk verschillen in (technische) levensduur, vorm, aantal gebouwen of waarbij een totaal andere invalshoek wordt genomen (volledig circulair versus Bouwbesluit). Alleen op die manier geeft een levensduurkostenberekening het benodigde inzicht om een weloverwogen besluit te nemen. Het opstellen van levensduurkosten scenario’s is dus een cruciale stap en vergt creativiteit.

Inhoud

De inhoud van een levensduurkostenberekening gaat over de gebruikte broninformatie (data) en de aannames die worden gedaan (bijvoorbeeld voor de vervangingsfrequentie van een bepaald gebouwonderdeel). Omdat in een levensduurkosten berekening aannames worden gedaan voor toekomstige geldstromen, is het uiterst belangrijk de gekozen uitgangspunten duidelijk te communiceren. De gebruikte data of kengetallen zijn bij voorkeur recent en accuraat (lees: sluiten goed aan bij het te analyseren project) en bij voorkeur verifieerbaar. De werkelijke kosten ontstaan namelijk later dan het moment van de feitelijke investering. De gebruikte getallen moeten dus betrouwbaar zijn. Het komt in praktijk voor dat kengetallen worden gebruikt van zeer verouderde referentieprojecten of uit bronnen waarvan onduidelijk is wat wel en niet in het kengetal is opgenomen. Bij ieder kengetal zou de scope daarom in de vorm van een bijsluiter beschikbaar moeten zijn. Net als bij een medicijn. De slechte toegankelijkheid van goede data voor het opstellen van exploitatiekosten is tevens een probleem. Het opzetten van een gedeelde – open source – database zou hierbij kunnen helpen. Nieuwe technologie (zoals sensordata) kan helpen de hoeveelheid datapunten te verhogen zodat de bandbreedte van de uitkomsten kan worden verkleind. Daarmee wordt de onzekerheidsmarge van de levensduurkostenberekening kleiner.

Kosten

Een levensduurkostenberekening behelst meerdere kostensoorten dan alleen de bouwkosten. Het vooroordeel bestaat dat een levensduurkostenanalyse daarom meer tijd (en dus geld) kost dan een bouwkostenbegroting. Dat hoeft niet zo te zijn. Een levensduurkosten analyse hoeft ook niet altijd een aanvullende optie te zijn bovenop een bouw- of stichtingskosten begroting. Het heeft onze voorkeur om te beginnen met een strategische levensduurkostenanalyse (met meerdere uiteenlopende scenario’s) om vervolgens meer diepgang aan te brengen in de meest bepalende drijvers van de kosten en baten over de hele levensduur. Zo is de impact van de totale vervangingskosten – als onderdeel van de totale levensduurkosten over 50 jaar – veel groter dan de totale energiekosten (over hetzelfde tijdsbestek). Toch focussen we in praktijk vaak op energiekosten. Pas als vanuit de strategische levensduurkosten analyse duidelijk is wat het optimale scenario is, adviseren wij een gedetailleerde begroting te laten maken van de bouwkosten. Zo vervangt de strategische levensduurkosten analyse bijvoorbeeld een bouwkostenbegroting van een schetsontwerp . Voor dezelfde prijs, maar met meer inzicht voor de besluitvorming.

Samenvatting

In praktijk wordt de maximale potentie van de levensduurkostenmethode nog lang niet benut. Er zijn vooral kleine obstakels die we met elkaar moeten overwinnen. Dit artikel laat hopelijk zien dat deze obstakels relatief eenvoudig zijn om te zetten in kansen. Veel van deze kansen zijn al eerder benut in andere sectoren of in andere landen en zijn dus volkomen haalbaar. Wat nu nodig is, is samenwerking op sector breed niveau. Samen afspraken maken op weg naar gestandaardiseerde berekeningen; databases en benchmarks om berekeningen te maken en te vergelijken; en een transparante manier van werken (over scope, data en kennisniveau). Dit kost tijd en geld, maar de uiteindelijke meerwaarde overstijgt dit ruimschoots. Het is de levensduurkostenmethode in een notendop.

Integraal rekenen aan kosten, opbrengsten en waarde. Nu en op termijn.

Het Rijksvastgoedbedrijf, Life Cycle Vision, AT Osborne, IGG Bouweconomie en Brink werken de komende periode samen aan het thema levensduurkosten, in samenspraak met de Nederlandse Vereniging voor Bouwkostendeskundigen (NVBK) en de Dutch Association of Cost Engineers (DACE). Met elkaar gaan we op zoek naar definities en rekenmethodes. Daarbij zorgen we vooral dat we dezelfde taal gaan spreken.

Op LinkedIn plaatsen wij alle publicaties en is ruimte voor het delen van ervaringen.

Erik Weldring, Rijksvastgoedbedrijf, Erik.Weldring@rijksoverheid.nl

Bernd Karstenberg, Life Cycle Vision, bkarstenberg@lifecycle.vision

Frank Michielen, AT Osborne, Frank.Michielen@atosborne.nl

Djordy van Laar, IGG Bouweconomie, d.vanlaar@igg.nl

Gerard van Dijk, Brink, g.van.dijk@brink.nl

Nederlandse Vereniging voor Bouwkostendeskundigen (NVBK), secretariaat@nvbk.nl

Dutch Association of Cost Engineers (DACE), info@dace.nl

3D-printen in de bouw: de mogelijkheden en de toekomst

Afbeelding: www.architectenweb.nl

De bouw digitaliseert en 3D-printen is een logische volgende stap

De afgelopen decennia is de bouw zich meer gaan bewegen van een zeer traditionele sector richting digitalisering om beter, efficiënter en duurzamer te bouwen.

Tegenwoordig wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van digitale bouwinformatiemodellen (BIM), waardoor er minder ontwerp- en bouwfouten ontstaan en bedrijven in de bouwketen steeds beter met elkaar samenwerken.

Nu deze technologie gemeengoed is binnen de bouwsector, is het omarmen van 3D-printen de logische volgende stap.

Welke rol kan 3D-printen in de bouwsector spelen?

3D-printen is een vrij nieuwe technologie voor de bouwsector, maar de meerwaarde is al wel gebleken uit een aantal projecten, zoals dit 3D geprinte huis. Bovendien kan 3D-printen op veel verschillende manieren waarde toevoegen aan het bouwproces:

Prototypen maken

Een 3D-printer voor in de bouwsector is uitstekend geschikt voor het maken van prototypen. Dankzij deze techniek kan er snel een prototype tot stand komen en is het eenvoudig om aanpassingen aan de prototypen door te voeren. Bovendien is het een kostenbesparende manier van prototyping.

Kleine bouwelementen

Met hoge precisie kleine bouwelementen maken is geen uitdaging voor een 3D-printer. Daarom zijn deze machines ook ideaal voor het produceren van kleine bouwelementen voor zowel interieur- als exterieurtoepassingen. Bijvoorbeeld geveldetails en verbindingen tussen constructie-elementen – die normaal aanzienlijke kosten met zich mee brengen – kunnen met de 3D-printer relatief goedkoop worden gemaakt.

Bouwmodules

3D-printen en prefab constructies gaan hand in hand. Door het gros van de productie in een off-site fabriek te produceren met een 3D-printer en deze vervolgens te verschepen naar de bouwlocatie, kunnen gebouwen vele malen efficiënter en sneller tot stand komen. De productie wordt door robotisering minder afhankelijk van mensen. De robots produceren dag en nacht en zijn nooit ziek.

De voordelen van 3D-printen in de bouw

Door 3D-printen op een slimme manier in te zetten kan de bouw profiteren van veel verschillende voordelen.

Aanzienlijk minder arbeid; personeelstrekker

Omdat het bouwen van en module, onderdeel of interieurdecoratie-element met een 3D-printer vrijwel automatisch verloopt, is er nog nauwelijks handmatige arbeid nodig. In de bouw is een groeiend tekort aan laaggeschoold technisch personeel. Daarom is 3D-printen een aantrekkelijk alternatief. Op termijn kan deze technologie de bouw zelfs aantrekkelijker maken voor hooggeschoold technisch personeel.

Veiliger bouwen

Doordat er voor het 3D-printen van een gebouw veel minder mankracht vereist is en er voor de gevaarlijke elementen van de taak robotica ingezet kan worden, neemt het aantal ongevallen in de bouw neemt sterk af.

Sneller gebouwen realiseren

Met een 3D-printer versnel je de realisatie van het bouwproject. Het is namelijk niet alleen mogelijk om gebouwen sneller te realiseren door modules te fabriceren die als pre-fabricaat naar de bouwplaats worden gebracht, maar daarnaast is er slechts een minimale hoeveelheid mensenwerk nodig om een bouwproject te realiseren.

Milieuvriendelijker realiseren van bouwprojecten

Door een gebouw te realiseren met behulp van een 3D-printer is het mogelijk om materiaal alleen toe te passen waar het echt nodig is. Dit in tegenstelling tot de vele massieve producten die we kennen in de huidige bouw. Zo wordt minder materiaal gebruikt en daarmee is de voetafdruk van 3D-printen kleiner dan van massieve bouwproducten. Zeker als gebruik wordt gemaakt van biologische materialen als grondstof voor de 3D-printer. Als de 3D-printer ook nog op groene energie draait, is CO2-neutrale productie mogelijk. Eventuele schadelijke uitstoot kan gemakkelijk worden afgevangen en worden gebruikt als grondstof voor een andere toepassing.

Architectonische vrijheid

3D-printen geeft architecten aanzienlijk meer architectonische vrijheid, omdat je door middel van een 3D-printer zelfs de meest uitdagende ontwerpen kunt uitvoeren. Een mooi voorbeeld hiervan is de 3D-geprinte brug op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam, die een zeer uitgesproken design heeft.

In Den Helder krijgen twee oude flats een compleet nieuw uiterlijk in mediterraanse stijl, geïnspireerd door Casa Mila van Gaudi. De appartementen waren qua uiterlijk verouderd, maar tegelijk waren het ruimtelijk gezien hele goede, ruime appartementen. Door de 3D geprinte balkons is deze ruimtelijke kwaliteit gebleven en heeft het gebouw een hoge architectonische waarde gekregen. Zonder de 3D-printtechniek  was dit ontwerp onbetaalbaar geweest.

Ook is het mogelijk om een modern gebouw traditioneel te laten ogen. Zo is het in theorie mogelijk om moderne woningen te maken met het uiterlijk van een Amsterdams Herenhuis uit het jaar 1800.

Monumentale gebouwen volledig restaureren

Met een 3D-printer is het mogelijk om karaktervolle details in monumentale gebouwen te restaureren. Gezien de hoge arbeidskosten van deze details, wordt er vaak gekozen niets te doen aan deze details of hooguit de conserveren. Met 3D-printen kunnen ‘oude’ details 1-op-1 worden vervangen. Doordat 3D-printen nog in de kinderschoenen staat, zal dit naar verwachting ook steeds prijsvriendelijker worden.

Eén techniek voor het produceren van meerdere materialen

Met een 3D-printer die geschikt is voor de bouw kun je met één techniek meerdere materialen produceren. Hierdoor is de techniek veelzijdig inzetbaar en kunnen er met één apparaat volledige modules met allerlei verschillende materialen geproduceerd worden. Zo kunnen de positieve eigenschappen van verschillende materialen zoveel mogelijk worden benut. Dit zal waarschijnlijk leiden tot nieuwe innovatieve bouwproducten.

De nadelen van 3D-printen in de bouw

De 3D-printer heeft een veelbelovende toekomst, maar staat nog in zijn kinderschoenen. De technologie heeft daarom nog enkele nadelen.

3D-printen is kostbaar

Momenteel is 3D-printen nog een kostbare technologie. Een 3D-printer is in aanschaf vrij kostbaar en daarom niet binnen bereik voor ieder bouwbedrijf. Bovendien kan het voor bijvoorbeeld afwerkingsprocessen nog niet altijd concurreren met de traditionele bouw.

Te weinig specialisten met kennis van 3D-printen

De technologie achter 3D-printen is snel aan het verbeteren, maar wat achterblijft is het kennisniveau. Om 3D-printen groot te maken is het belangrijk dat er ook meer bekwame specialisten opgeleid worden die met deze nieuwe technologie om kunnen gaan. IGG doet momenteel onderzoek naar de kosten van 3D-printen zodat aan de voorkant van projecten alvast een realistische inschatting kan worden gemaakt van de te verwachten kosten.

Gebonden aan de printer

Momenteel is 3D-printen in de bouw een activiteit die met name in off-site fabrieken plaatsvindt. Vervolgens worden de modules naar de bouwlocatie vervoerd, waar ze gemonteerd worden. Dit maakt projecten afhankelijk van de locatie van de printer waardoor mogelijk logistieke uitdagingen ontstaan bij het transporteren van de materialen. Ook zijn de afmetingen van de te printen producten gebonden aan de omvang van de printer zelf.

Hoe ziet de toekomst van 3D-printen eruit?

In de nadere toekomst zal er steeds meer prioriteit komen te liggen op het verduurzamen en versnellen van de bouw. 3D-printen is hier duidelijk een oplossing voor, maar hoe ziet de toekomst van deze technologie eruit?

Prefab modules printen op locatie

In de toekomst zal de 3D-printer goedkoper, compacter, efficiënter, beter en sneller worden. Hierdoor zal er onvermijdelijk een punt komen waarop 3D-printers ook op locatie ingezet kunnen worden, om zo bijvoorbeeld volledige prefab modules te printen.

Gebouwen verrijken met unieke details

Een 3D-printer is een precisie-instrument waarmee je eenvoudig details maakt die met de hand of andere technologieën niet mogelijk zijn of die zoveel werk vergen dat het niet rendabel is om ze op andere wijze te produceren.

In de toekomst zullen we door middel van deze technologie steeds meer mooie details gaan toevoegen aan bouwprojecten en zal 3D-printen een unieke waarde gaan creëren in de uitstraling en functionaliteit van gebouwen, zowel van binnen als van buiten.

Innovatieve producten

In eerste instantie zullen bouwbedrijven op zoek gaan naar bouwproducten waarvoor het traditionele productieproces kan worden ingeruild door 3D-printen. Daarmee is veel tijdswinst en milieuwinst te boeken, maar uiteindelijk zal 3D-printen gaan leiden tot nieuwe, innovatieve producten die zijn bedacht met de technologie als vertrekpunt.

Meer weten over 3D-printen? Neem contact op

Bent u benieuwd naar de mogelijkheden van 3D-printen voor uw bouwproject? Wij informeren u graag over de mogelijkheden en helpen u graag bij het haalbaar maken van uw business case. Neem vrijblijvend contact met ons op.